Douwe: Hoe ver gaat je realisatie?

 

Nisargadatta’s onderricht

In: InZicht 14 nr. 2 (mei 2012)

Velen zijn bekend met het onderricht van Nisargadatta Maharaj. Toch lijkt het goed om de belangrijkste elementen van zijn onderricht nog eens aan de orde te stellen. Daardoor kan een scherper inzicht in de essentie van advaita en in de eigen situatie ontstaan.

Een eerste punt is het onderscheid van niveaus van realisatie die vaak stappen zijn op het pad naar de realisatie van de hoogste non-dualiteit. De kennis van deze geografie is nodig voor de bewustwording van de plaats waar je zelf zit en geeft de mogelijkheid verdergaande stappen te herkennen.

De getuige

De eerste stap is de inkeer naar het standpunt van de waarnemer waarop je blijft kijken naar alles wat zich toont. Die inkeer betekent achteruit gaan en zo afstand nemen. Daardoor komt er een groter waarnemingsveld open waarin ook meer van jezelf zichtbaar wordt. Allerlei indrukken, gevoelens en beelden van het eigen lichaam zijn nu zichtbaar als verschijnselen in het veld vóór je. Eerst zag je de wereld vanuit het standpunt van je lichaam met je ogen. Je was je ogen! Ze hoorden tot jezelf als subject van de waarneming. Nu, na de terugkeer, ervaar je de ogen als objectverschijnselen, daar op een bepaalde plaats. Dan is het duidelijk dat je niet met die ogen samenvalt, dat jij die ogen niet bent. Zo is het duidelijk dat je niet samenvalt met het lichaam dat je zonet nog helemaal was, dat je niet samenvalt met je mentale activiteit en zelfbeeld waarmee je zonet nog vanzelfsprekend identiek was. Wat ben je dan wel? De waarnemer die moeiteloos alles gadeslaat, de getuige die zonder verstrengeling met het waargenomene alles ziet, een gewaarzijn dat alles registreert.

Ik-ben

Hoe zit het dan met de non-dualiteit? De waarnemer is duidelijk gescheiden van wat kan worden waargenomen. Dat is aanvankelijk ook belangrijk om de identificatie met het waargenomene te doorbreken. Die identificatie zorgde voor een wereldse dualiteit ‘ik ben dit lichaam en niet dat’, ‘ik ben deze persoon en dat is iemand anders’. Op het niveau van afstandelijke waarnemer is er, laten we zeggen, een kosmische dualiteit van waarnemer en wereld. Voor een universele non-dualiteit zal de afstand waarnemer-waargenomene op universele schaal moeten verdwijnen.

Daarbij is het duidelijk dat jezelf als waarnemer nog een soort lichaam hebt. Ook al is veel van het lichamelijke verdwenen, er is nog de conditie van een bepaalde plaats met een bepaald perspectief en een energetische concentratie. Deze concentratie van jezelf als bewust-zijn kan verdwijnen. Zie maar de ruimte overal rondom je, draai je om en laat je ontspannen. Dan komt er een oneindige uitbreiding van je bewust-zijn waarbij alles wordt opgenomen in één universele non-dualiteit zonder centrum. Die zelfsfeer heeft niet alleen de kwaliteiten van zijn en bewustzijn, maar ook die van liefde. De universele uitbreiding kan alleen maar in liefde plaatsvinden, want het betekent dat je alles en iedereen ook gevoelsmatig accepteert als jezelf. Zo is die oneindige sfeer van zijn-bewustzijn ook gelukzaligheid, hemelse ananda. Het is de sfeer van universeel zelfzijn waarbij dit er-zijn niet verder wordt ingevuld, een kosmisch aanwezig zijn zonder vormen. Er is de vaststelling dat ‘ik er ben’ als universeel zijn-bewustzijn. Daarin zit geen ikcentrum, geen enkele structuur. Als er zich verschijnselen voordoen in een proces van differentiatie, blijf je zelf op bewuste wijze universeel en blijft alles inclusief deze universaliteit. Daardoor blijft er een non-dualiteit van jezelf met alles en iedereen.

Het absolute

De kwaliteiten van het universele zijn-zelfzijn kunnen bewust worden. Blijkbaar ga je als bewust-zijn ook daarin niet op. Als die bewustwording plaatsvindt en verder gaat, lossen de laatste kwaliteiten op, ook ik-ben. Dan is er de laatste en volledige overgave. Waarin alles oplost en waaraan je je ten slotte overgeeft is iets waarover niets te zeggen valt, want Dat heeft geen eigenschappen. Het is het absolute, een grondeloze openheid waarin de laatste beperkingen van zijn-zelfzijn verdwijnen. Dat is de uiteindelijke bevrijding (moksha) uit de condities waarin het zelfzijn was verwikkeld. Deze bevrijding is in een zijnservaring zonder ‘ik ervaar’ duidelijk, hoewel er ook de vaststelling is dat de waarheid van de uiteindelijke openheid er altijd al was. Dan is er ook de kennis van het begin van de schepping. De grondeloze openheid is de grondslag van het ontstaan van het bewust-zijn ik-ben in universele zin, van waaruit de beperkte vormen van zelfzijn en de ontelbare vormen van de wereld verschijnen. Als je bewust aanwezig blijft op de rand van het absolute, zonder in de kwaliteit ik-ben en in een bepaalde vorm te schieten, blijft er non-dualiteit van het absolute en het betrekkelijke, de wereld. Zonder dualiteit is er geen conflict en geen lijden.

Hoe concreet is je realisatie?

Het bovenstaande kan op een gegeven moment mentaal aardig duidelijk zijn. Het is dan informatie die gereproduceerd kan worden. Ook als schema is het dan weer te geven. Dat is ook belangrijk in een bepaalde fase. In de traditie van de advaita vedanta worden er drie stadia van jnanayoga vermeld. De eerste is het horen (shravana) van het onderricht door een leraar. Het is het kennisnemen van de belangrijke punten van de advaitavisie, onder andere ‘Dat ben jij’. Dat is het materiaal waarover in de tweede fase wordt nagedacht (manana). De leerling zet alles mentaal op een rijtje, zodat hij of zij de logica in het onderricht ziet. De filosofie is dan te reproduceren en er kan over gediscussieerd worden.

In advaitakringen wordt dit veel gedaan. Maar in hoeverre is er een werkelijke realisatie van de non-dualiteit waar het om gaat? Dat was het waar het in de gesprekken met Nisargadatta vooral om ging. Hij prikte meteen door het mentale omhulsel heen en liet zien hoe futiel dit is. Het woord realisatie wil zeggen dat je je de waarheid realiseert, dat je je het onderricht als waarheid bewust bent. Maar ook heeft het de betekenis dat de waarheid realiteit is voor jou, dat dit je eigen werkelijkheid is. Dat betekent dat je de beperkte identiteit van je, met de wereld die daaraan vast zit, loslaat en je bewust bent van de voor jou nieuwe realiteit. Dat begint al bij de eerste stap, de overgang naar het standpunt en de wereld van de waarnemer. In hoeverre heb je die stap werkelijk gezet? In hoeverre is er een verschuiving geweest van je alledaags functionerende zelf naar de getuige? In hoeverre is die getuige-situatie er op een stabiele wijze? Je kunt wel praten over jezelf als moeiteloze waarnemer van alles, als de getuige die niet is betrokken in de gebeurtenissen. Maar is dat een concrete realisatie? Dat betekent dat je werkelijk op dat niveau aanwezig bent, in het inzichtslichaam dat daarbij hoort. Pas door het lichaam ontstaat er een werkelijkheid. Ook hier. Pas als dit zo concreet plaatsvindt, is er een realisatie. Deze verschuiving van je eigen identiteit en werkelijkheid kan vrij snel en spontaan plaatsvinden, maar meestal is er een ontwikkeling, een derde stadium van het bevrijdingspad na het horen en denken: dat van de constante meditatie (nididhyâsana), waarin de waarheid die de leerling heeft gehoord en heeft overdacht eigen wordt gemaakt. Hierbij is er een voortdurende en volledige toewijding en verdergaande toespitsing van de aandacht, een loslaten van de oude gevoelens, beelden en concepten en een accepteren van de nieuwe situatie.

Dat geldt ook voor de realisatie van het universele ik-ben. Bezoekers die deze realisatie niet hadden, spoorde Nisargadatta aan om zich volledig toe te wijden aan dit universele zijn-bewustzijn. Vanuit het beperkte menszijn doet zich dat voor als de goddelijke werkelijkheid en deze kan alleen door devotionele toewijding en overgave als eigen werkelijkheid worden gerealiseerd. “Wijd je volledig aan de toewijding aan het ik-ben als aan de hoogste god.” Dat beteken dat je jezelf volledig inzet, zonder afleiding. Anders gebeurt er niets. Ook hier zal de realisatie volledig moeten zijn, dat wil zeggen dat alle aspecten van jezelf daarin meegaan. Heel concreet zul je de kenmerken van je universele situatie moeten herkennen. Hierin zijn al veel elementen van de alledaagse ik-persoon opgelost, maar op dit niveau van ik-ben is er nog een substantie met kwaliteiten die te maken hebben met het lichamelijke bestaan. De kosmische sfeer van ik-ben is lichamelijk. Jij bent lichamelijk de kosmos: het causale of anandalichaam. Kun je heel realistisch de kosmos als je lichaam zonder structuur ervaren? Een mentaal weten en een psychologische herkenning is niet voldoende. Pas als heel concreet en actueel in de eigen zijnservaring duidelijk is dat het ik-centrum en de hele dualistische werkelijkheid wegvalt, is er de realisatie van het oneindige, goddelijke ik-ben. In hoeverre is dat het geval? In hoeverre is die realisatie van je kosmische identiteit stabiel? In hoeverre kan het leven doorgaan zonder terug te keren tot een bepaalde levensvorm? Pas bij de volledige realisatie van het stabiele ik-ben kan er de nog hogere realisatie komen van de bron van het ik-ben, het absolute. Nisargadatta: “… becoming stabilized in the Awareness “I Am” is all that is important. Later on, you will also transcend the “I Amness”.

Hoe ver gaat je realisatie?

Realisatie kan op allerlei niveaus plaatsvinden. In zijn laatste levensjaren sprak Nisargadatta Maharaj vrijwel uitsluitend over het universele zelfzijn en het opgaan daarvan in het absolute. Hij joeg de aanwezigen daar naar toe. Hij had geen tijd meer om alles van de daaraan voorafgaande fasen uit te leggen. De verschuiving van het standpunt van het alledaagse ik naar dat van de getuige is een eerste stap. Maar hoe belangrijk het ook is op een vrije wijze de wereldse en mentale gebeurtenissen te kunnen gadeslaan, het is een eerste fase. De realisatie zal verder moeten gaan, eerst op het niveau van het universele ik-ben, dan op dat van de rand van het absolute.

Waarom stuurde Nisargadatta veel mensen die bij hem kwamen weg? Dat was niet alleen omdat hij geen tijd meer had alles vanaf het begin nog eens uit te leggen. Het was ook omdat hij bij veel bezoekers zag hoezeer zij vastzaten aan eigen persoonlijke ervaringen, gevoelens en ideeën. Dat was juist het geval bij de hoog-spirituele zoekers, de yogaleraren, de mensen op rondreis langs ‘heilige’ plaatsen en leraren in India, degenen die veel studie hadden gemaakt van de Indiase filosofie en cultuur, leerlingen van andere leraren. Wat moet je met mensen die vastzitten in hun ideeën, in hun spirituele gevoelens en ervaringen, in hun genieten van de flow of life, in hun verstrooidheid van spirituele aandacht? Velen gingen zelf snel weer weg van het benauwde zoldertje waar ze alleen een oude, tandeloze man zagen. Anderen werden weggestuurd. Een aantal had door dat daar het eigen wereldje werd aangevallen dat ze niet kwijt wilden en vonden Nisargadatta hard. Een ik-persoon kan ook niet accepteren uitgeschakeld te worden. En dat was precies waar het om ging. De hoogste werkelijkheid kan alleen worden gerealiseerd door de eigen verwikkeling in bepaalde vormen en kwaliteiten, hoe spiritueel ook, los te laten, door het eigen ik-centrum los te laten, door de kwaliteit ik-ben los te laten.

Als veel wordt losgelaten, ontstaat er een gevoel van ruimte en zo een gevoel van vreugde en geluk. Het leven gaat stromen op een spontane en creatieve wijze. Er is enthousiasme, want dit is iets groots. De sfeer van leven, van het er-zijn, wordt oneindig groot als het ik-centrum werkelijk verdwijnt. Dan is het moeilijk, maar des te belangrijker, te zien hoezeer dit zelfzijn vast zit in condities. Nisargadatta Maharaj liet zien dat dit ik-ben een conditie is die volledig afhankelijk is van het materiële voedsellichaam. Als dit uit elkaar valt, blijft er van het grootse spirituele zijn niets over. Om dit duidelijk te maken verwees Nisargadatta naar het wierookstokje waarvan het vuur en de geur als een essentie afhankelijk blijft van het materiaal rond het stokje. Als het brandbare materiaal op is, is alles verdwenen. Ook stak hij zijn sigarettenaansteker aan en deed hem dicht. Even is er het leven, ook in hogere essentie, waarna het stopt. Alleen de jnani, de kenner, kent zichzelf als onafhankelijk, vrij van het voedsellichaam en van het geestelijke leven dat dit lichaam als voorwaarde heeft.

De realisatie begint in de situatie waarin je je actueel in bevindt, waar en hoe dan ook. Die situatie moet je accepteren, want die is blijkbaar je zijnswijze. Daarin kan de realisatie verder doorgaan. Die kan radicaal doorgaan. Die zal radicaal moeten doorgaan, omdat je anders blijft steken in een sfeer die niet vrij is en lijden in zich heeft. Dat radicale doorgaan gaat verder dan de waarnemer, ook in zijn gewaarzijn, en verder dan de sfeer van het vrije leven, van sat-chit-ananda, van ik-ben zonder centrum. Echte realisatie is die van Dat wat buiten alle condities valt, maar kan worden aangeduid als het Onuitsprekelijke, de grondeloze openheid, de oorsprong voorafgaande aan leven, tijd en ruimte.

Dat de waarheid losstaat van condities werd in de achterbuurt Khetwadi duidelijk. Daar deden de omstandigheden van oorverdovend verkeerslawaai, vuil en stank er niet toe, ook niet die van het broze, doodzieke lichaam van Nisargadatta Maharaj. Er was voor de enkelingen die daaraan toe waren, alleen het licht van de waarheid die elke conditie wegvaagde. In dat licht kwam een oneindige dankbaarheid en een verdere uitstraling van dit licht.

Uit de advaita post van Douwe
In: InZicht 14 nr. 2 (mei 2012)

pinklotus advaita vrijheid YIS meditaties kundalini yoga diksha gedichten tekeningen